Je eigen boontjes doppen
Het spreekwoord ‘ieder moet zijn eigen boontjes doppen’ is slechte reclame voor de boon. Zelfstandig zijn, is natuurlijk wel een kwaliteit maar anderen niet tot last mogen zijn, vind ik erg streng en calvinistisch. Is om hulp vragen niet juist een kwaliteit? Zelf ben ik chronisch stoer en nog steeds aan het oefenen om het calvinisme te verbannen en ‘gewoon’ hulp te vragen. Dat kan voor de vrager maar ook voor de helper zelfs leuk zijn. Juist bij het doppen van boontjes. Want boontjes doppen is een heerlijk karweitje om samen te doen.
Eerst even een bonenlesje. De teelt begint met het zaad wat dus een boontje is. Vrij snel na het zaaien (na half mei) zie je de eerste twee kenmerkende symmetrische blaadjes. De jonge plant groeit prachtig slingerend omhoog. Na een paar weken komen de geinige bloemetjes al en na bevruchting, de peulen. Soms eten we deze peulen als groente, bijvoorbeeld bij peultjes(!), sperziebonen, snijbonen en kousenband. Misschien ken je ook die geweldige donkerpaarse sperziebonen? Ik noem ze toverboontjes, want tijdens het koken verkleuren ze naar groen, helaas. Afijn, als je de peulen van de bonenplant niet opeet, groeien ze door. Dan groeien de kleine zaadjes, die keurig op een rijtje in de peul verstopt zitten, uit tot bonen. We noemen ze ‘droogbonen’ maar vers zijn ze ook heerlijk zoals de tuinboon en de doperwt. De bekendste ‘droogbonen’ zijn witte bonen, bruine bonen, en kapucijners maar ik wil alleen mooiere soorten zoals de borlotti- of kievitsboon (Phaseolus vulgaris) en het allemachtig prachtige ‘blauwe boontje’ (Phaseolus vulgaris ‘Tiger’s Eye’). Deze is helderblauw van kleur als de peul wel rijp maar nog niet verdord is. Dat is nog eens leuk boontjes doppen. Heerlijk om samen met kinderen of andere volwassenen te doen. Echt een feestje want steeds verrassen deze bonensoorten je met kleurenpracht: blauw of lila met vlekjes. Tijdens het drogen verkleuren ze zwart respectievelijk paars.
Wat ik trouwens het allermooiste van klimmende boontjes vind, dat zijn de ranken en de bloemen. Die elegante ranken reiken omhoog op zoek naar steun en slingeren zich dan vol overgave om de bonenstaak heen. Als danseressen ranken ze sierlijk tot de kenmerkende pijpenkrullen. Bonenballet. Ook de bloemen van de boon zijn allemachtig mooi en hierbij is de pronkboon (Phaseolus coccineus) mijn lieveling vanwege de vuurrode kleur. De pronkboon heeft trouwens ook bonen om te pronken: paars-roze met zwarte vlekjes. Vers gekookt het allerlekkerst maar ook te drogen en dan goed houdbaar. Mijn ideaal zou zijn, om die bamboestokken te vervangen door een bouwsel van meer natuurlijk ogende noestige staken van snoeihout. Dat is me trouwens nog nooit gelukt.
Alle eetbare bonensoorten geven ook eetbare bloemen. Naast dat ze prachtig op je maaltijd shinen, smaken ze ook nog eens heerlijk: als een vers doperwtje. Maar pas op: als je te gulzig bent en alle bloemetjes opeet heb je in het najaar geen peulen om te oogsten en dus geen zaden voor het volgende jaar. Boontje komt om zijn loontje.
(Column in LandIdee 5-2022 door Anna Koster) Klik hier voor meer LandIdee