Spierballentaal
Spierballentaal (Column in Stadstuinieren 3-2021)
Ik hoop dat ik niet zo iemand ben die maar blijft praten over haar favoriete onderwerp. Dat ik iedereen steeds over eetbare natuur en eetbare bloemen vertel terwijl er eigenlijk al niemand meer luistert. Het is enthousiasme natuurlijk, en mijn missie. Maar zo gênant. Dat wil je voorkomen. Toch?
Meestal let ik er dus goed op (vind ik zelf). En daar ben dan weer iets te ver in doorgeslagen. Zo heb ik uit bescheidenheid verzuimd om mijn kinderen de namen van (eetbare) bloemen te leren. Ik wilde ze niet met mijn bloemen-gekte opzadelen. En zo misschien afschrikken. Nu heb ik spijt van mijn terughoudendheid want ze weten nog niet het verschil tussen een roos en een anjer. Die overigens allebei eetbaar zijn. Een gemiste kans.
Soms vlieg ik uit de bocht. Vorige winter, bijvoorbeeld, staan twee bezoekers van mijn partner even langs het kastanje-houten hekje naar mijn eetbare bloementuin te kijken. Ze wijzen en kijken en praten en wijzen opnieuw. Ik ernaar toe natuurlijk. ‘Mooi he, die bloeiende Primula’s, dat zijn eetbare bloemen. Ik heb roze en witte. Ja, die bloeien gewoon in de winter. Zo bijzonder. Ze smaken een beetje naar anijs en…. Maar voordat ik verder kan gaan, zegt een van hen: ‘Dat mooie paadje daar in uw tuin, wat is dat voor materiaal? Is dat soms halfverharding? Interessant spul zeg’. Ze knikken goedkeurend. Ik druip af.
Afgelopen zomer lopen er steigerbouwers in mijn tuin. Een hipster, met zo’n knotje bovenop zijn hoofd. De andere is blond, heel beleefd en heeft enorm gespierde armen. Hipster verrast mij met: ‘Wat een mooie tuin heeft u, mevrouw! Mijn vriendin zou er jaloers op zijn.’ Het zal toch niet? Ik wacht het even af. Tijdens de koffie begint hipster opnieuw over mijn tuin. ‘Wij eten thuis veganistisch en zijn gek op kleur op onze borden.’ Hij laat me de foto’s zien van alle maaltijden van het afgelopen weekend. ‘Oh ik zou zo graag zelf kruiden kweken en ook eetbare bloemen’. Genoeg aanmoedigingen nu.
Ik ga los en vertel over eetbare dahlia’s, goudsbloemen, pioenen en komkommerkruid. Spierbal lijkt in gedachten verzonken maar zegt uit het niets: ‘Mevrouw, mag ik misschien wat vragen? Zijn eetbare bloemen gezond? Welke vitamines zitten er eigenlijk in? Weet u dat? Ik doe namelijk een avondstudie voeding en diëtetiek. Steigerbouwen doe ik alleen maar om mijn studie te kunnen betalen.’ Je snapt dat ik mijn nieuwbakken fans meteen mijn tuin in sleep voor een bloemenproeverijtje. ‘Proef deze Hosta-bloem eens, net een snoepje. En hier heb ik de eerste begoniabloemetjes. Die smaken heerlijk zuur. Hebben jullie wel eens een bieslookbloemetje gegeten?’
Voor mijn kinderen, nu twintigers, heb ik trouwens toch nog een tweede kans bedacht. Ik geef ze een (deels eetbaar) boeket als ik bij ze langsga. ‘Kijk, dit is de daglelie, die bloeit maar één dag. Zonde om deze dus niet op te eten. Proef maar eens. En dit is de dropplant, die smaakt heerlijk in de thee. En wat denk je: ze vinden het leuk.
Door Anna Koster (klik hier voor meer Stadstuinieren)